Ons beeld van God

Al sinds ik een klein jongetje was, is het iets dat mij fascineert, het beeld van God. Het is echter nooit in mij opgekomen om een definitief beeld van God te schetsen. Het beeld van God is voor mij als een organisme dat groeit en om mij heen beweegt terwijl ik de wereld ontdek. Dan zie ik Gods vingers in de sterren (Psalm 8: 4-5) en Zijn kracht in de zee en haar immense golven (Job 38:8-11). Toen ik verliefd werd zag ik God in haar ogen en als ik boos ben zie ik Gods troostende hand (Psalm 55:23). Luther zei al dat het slechts de ervaring is die ons tot theologen maakt en Luther blijkt in mijn ervaring gelijk te hebben. God en Zijn eenheid ken ik door mijn ervaringen, mijn interpretaties. Maar in hoeverre klopt dit beeld, gevormd door mijn gemoedstoestand en met de paplepel ingegoten geloof, met de werkelijkheid? Of is de brandende braamstruik en zijn mysterie een norm voor het kennen van God? Laat God zich niet definiëren? En stel we zouden God kunnen definiëren, in hoeverre mag dit dan en wat is verantwoord?

Struikelblok of uitnodiging?

Allereerst wil ik iets uit de weg halen. Het mysterie van God is absoluut geen struikelblok en betekent niet dat we God niet kunnen kennen. Zijn mysterie is een uitnodiging om Hem te ontdekken en te leren kennen. Als je iemand ontmoet, geeft de betreffende persoon jou ook geen blaadje met al zijn of haar kenmerken en karaktereigenschappen, die leer je kennen naarmate de relatie vordert. Aangezien God nu niet op aarde is, gaf Hij ons Zijn Woord, samengevat in 66 boeken. Net als in een relatie op aarde, moet je praten om God beter te leren kennen. Met God praten, doe je door de Bijbel te lezen, dat is waar Hij zich laat kennen. Echter betekent dit niet dat

Gods mysterie daarmee verdwijnt. In 1 Korinthe 13:12 staat dat wij kijken door middel van een spiegel in een raadsel. Later zullen wij pas zien van aangezicht tot aangezicht en pas dan zullen wij echt kennen. God blijft dus ondanks onze onderzoeken en Bijbelstudies ongrijpbaar. Toch vind ik dat te kort door de bocht. Een betere verwoording zou zijn dat God zich niet laat begrenzen door theorieën en denkwijzen van mensen. Zijn enige limiet is Hijzelf. Wat wij dus van Hem kennen is niet wie Hij is, maar is wat Hij van Zichzelf heeft laten zien.

Jezus Christus

‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Johannes 14:9). Een goed voorbeeld van hoe God is, is de Zoon Jezus Christus. Jezus Christus is deel van de drie-eenheid en is dus God. Toen ik tijdens de catechisatieles vroeg aan de kinderen hoe God is, antwoorden veel kinderen met een beschrijving van Jezus Christus. Ik kan ze geen ongelijk geven. Sterker nog, Jezus komt dichter in de buurt dan elke andere openbaring of verhaal in de Bijbel. Jezus op aarde was God als mens. Maar dat is niet het enige, Jezus is ook de belichaming van Gods genade en daarmee een kenmerk van God. Hij laat zien wat God al eeuwig is: pure liefde.

Drie-eenheid

Als er één kenmerk is, dat al eeuwenlang door bijna alle christelijke stromingen erkend wordt, dan is het wel Gods drie-eenheid. Toch is de drie-eenheid, net zoals de religie waarbinnen ze erkend wordt: ze heeft in de geschiedenis van ons christelijk geloof honderden maten en vormen gehad en bij elke stroming is ze weer anders, tot op de dag van vandaag. Velen hebben geprobeerd uit te leggen hoe de drie-eenheid in elkaar zit en hoe God, Jezus Christus en de Heilige Geest zo met elkaar in connectie zijn, dat ze één zijn. Toch is elke uitleg beperkt en is er altijd iets wat niet klopt. Hier komen we terug bij het mysterie van God. God en de drie-eenheid zijn onbegrijpelijk. De menselijke taal en haar vele woorden zijn niet genoeg om God en Zijn drie-eenheid uit te leggen of in een model te vatten. We proberen daarmee iets vast te stellen wat absoluut uniek is. Daarmee kom ik gelijk bij een andere theorie die een plekje in mijn hart veroverd heeft: de accommodatieleer.

De accommodatieleer

God doet hetzelfde met ons, als vrouwen die kleine kinderen verzorgen en daarbij een soort van brabbeltaaltje gebruiken. Niet alleen onze taal, maar wijzelf zijn beperkt. Het kan daarom niet anders dan dat God komt op een manier waarop wij Hem kunnen begrijpen, als een versimpelde versie van Hemzelf. Om die reden is het goed mogelijk dat we Hem soms verkeerd begrijpen of Zijn boodschap verkeerd interpreteren. Een goed voorbeeld van de accommodatieleer vind ik de openbaring aan Johannes (Openbaringen 1:12-18). Johannes ziet in deze droom/openbaring Jezus en beschrijft Hem. Wanneer Johannes de kenmerken opnoemt, gebruikt hij

steeds het woord ‘als’, bijvoorbeeld: als sneeuw, als een vuurvlam of als blinkend koper. Wat hij ziet, linkt Johannes aan dingen die hij al eens gezien heeft. De kenmerken hebben dus iets weg van dingen die hij al eens gezien heeft. Dat betekent niet dat de dingen die hij beschrijft zijn als de dingen die hij al eens gezien heeft. Wat Hij ziet is niet van deze wereld; er zijn geen woorden voor vanuit deze wereld. De dingen die hij ziet zijn absoluut uniek, net als de drie-eenheid.

Conclusie

Deus semper maior. Ik wil deze blog besluiten door Augustinus na te zeggen: God is altijd groter. Wat wij mensen ook bedenken aan theorieën en modellen, God overstijgt het. Betekent dit dat we niks over God mogen zeggen? Volstrekt niet! Jezus vraagt ons Hem lief te hebben met heel ons verstand en dan mogen we ervan uitgaan dat het redeneren over God niet verkeerd is. Ik denk alleen dat het heel belangrijk is om je plaats te kennen voordat je aan een studie over het zijn van God begint. ‘Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen zoals ik zelf gekend ben’ (1 Korinthe 13:12). Vanuit dit standpunt denk ik dat het goed is om over God te praten. Ik ben klein, Hij is groot.