‘Het vlees zat nog tussen hun tanden, voordat het gekauwd was, toen de toorn van de HEERE tegen het volk ontbrandde, en de HEERE bracht het volk een zeer grote slag toe.’ – Numeri 11:33 (HSV)
Neuze in bek vol, zo zeggen wij dat op z’n Urkers. En nooit is het goed genoeg. We willen altijd meer of beter. Geen zout genoeg op de aardappels, de bloemkool was niet lekker en we hebben de kost nog niet op en we vragen al wat er morgen gegeten gaat worden. En dan vergeten we ook nog te danken voor de kost, die moet naar de lare en die moet naar voetbal.
Eawen we al edankt?
Je vergeet te danken, omdat je in de haast van de dag soms niet eens stilstaat bij hoeveel je eigenlijk hebt. Hoe vaak betrap ik me er zelf niet op dat ik meer klaag dan me lief is. Ook het volk Israël had er een handje van, zo lezen we in de Bijbel. Het vlees zat nog tussen hun tanden; ze hadden neuze in bek vol en ze hadden het nog niet eens gekauwd! En ze begonnen alwéér…
Herkenbaar? Lees er Numeri 11:5-9 maar eens op na, waar het volk opnoemt wat ze in Egypte allemaal hadden. Komkommers, watermeloenen, noem maar op. Toen was dat voor hen gewoon, nu ‘missen’ ze het. Hebben ze nu tekort? Absoluut niet, ze lijden geen honger, God zorgt voor hen. Het voldoet alleen niet aan hùn wensen. De Heere weet wat goed voor ons is. En toch weten wij het soms beter.
Moet het aan onze wensen voldoen? Zijn we tevreden met wat we hebben? Of willen we meer, meer, meer?
We lezen dat de toorn van de HEERE ontbrandde tegen het volk. Zegt dat niet genoeg? We zouden God moeten danken voor de dingen die wel hebben. Natuurlijk begrijp ik dat dat niet altijd even makkelijk is. Al kijk ik alleen maar naar mijn eigen leven. Het hoeft maar even niet goed te gaan en danken gaat het vergeetboek in. Het kan knap lastig zijn om je zegeningen te tellen als je in een moeilijke situatie zit. Een christen Irakees zei het zo:
‘Laat niet toe dat er boosheid of haat in je hart komt. Wanneer je dat toelaat, wint de vijand – of dat nu een ander mens of de duivel zelf is. Wanneer je God prijst en Hem dankt voor al het goede wat er – ondanks alles – is, dan blijf je een sterk mens. Dankbaarheid en vreugde beschermen zich tegen het kwaad dat zich in je hart kan nestelen.’
Laten we dan kijken naar wat we wèl hebben en laten we danken voor de dingen die we van Hem(!) krijgen. En stop je gebed niet alleen maar vol met Klaagliederen. Want:
Als je morgen wakker zou worden met alléén de dingen waar je God vandaag voor hebt gedankt… Wat zou je dan hebben?