‘Ja maar IJ ding ut!’

Ik zie je glimlachen als je kijkt naar de kop die hier boven staat. Herkenbaar, is het niet? Er is wat gebeurd en je vraagt, aan de personen die er bij betrokken zijn, wat er aan de hand is. ‘Ja maar ij begon!’ ‘IJ ding ut eerst!’ ‘In zie ding…’

Adam in het Paradijs deed het ook al: ‘Ja maar zie…’ ‘Ja maar Eva…’ ‘Ja maar…’ Makkelijk hè, hoe snel je met een vinger naar iemand anders wijst. Hoe snel je eigenlijk iemand de schuld geeft van iets. En toch is er iets waarbij je dat niet zo makkelijk doet…

Want ‘schuld’, wat is dat eigenlijk?

Zonde, dat weten we. Maar schuld? Lastig uit te leggen. Je hebt iets gedaan waarvoor jijzelf ‘boeten’ moet. Het is jouw schuld, dus jij moet het oplossen. Jij moet betalen. Jij hebt er schuld aan. Schuld, het gaat dus om jou. Niet om iemand anders.

‘Jie dingen ut!’ Is dat zo? Eigenlijk wel..!

Geven we het ook toe? ‘Ja ik ding ut’, of zeggen we niks? Laten we het achterwege? En doen we net of er niets aan de hand is?

Of geven we een ander de schuld?

Geef toe, dit alles is makkelijker dan je schuld toe te geven… Er hoeft maar één verkeerde gedachte te zijn. Je hoeft je vinger maar ergens tussen te hebben en je kraamt er al van alles uit.

Een auto voor je op de weg geeft geen richting aan, je laat iets vallen, een mevrouw voor je bij de kassa doet er wel erg lang over terwijl jij haast hebt…

Hoe snel gaan jouw gedachten?

Ik ben jou niet, maar ik geloof vast dat jij ook wel zoiets hebt. En zijn het geen gedachten, dan is het wel iets anders. Het hoeft absoluut geen grote, (openbare) zonde te zijn. Ik denk dat jij voor jezelf goed weet wanneer jij zonde doet. Jie dingen ut dus, maar draag jij die schuld? Zou jij dat kunnen? Lastig hè, om iemand anders de schuld te geven… Er toch is er Iemand anders die dat voor jou doet, lees Jesaja 53 er maar eens op na. Daarin staat dat Jezus die schuld op zich neemt. En dat je aan Hem door GENADE je schuld mag belijden. Zodat je die schuld ook aan Hem kàn geven.

Gief Um je skuld maar.

‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open.’ – Jesaja 53: 5 – 7a (HSV)

Hij deed Zijn mond niet open. Jie gieven Um je skuld, dat mag, door GENADE. Gelukkig wel. En Hij zegt (gelukkig!) niet: ‘Ja maar zie…’ ‘Ja maar ij…’ ‘Ja maar jie…’ Zo groot is nu de liefde van Hem. Hij neemt jouw schuld op zich. En het enige wat Hij van je vraagt is liefde, Hij moet voor jou op de éérste plek komen. En hij vraagt van je of je die schuld wilt erkennen zodat je die bij Hem neer kan leggen. Alleen dan heeft Pasen voor jou betekenis.

As jie zeggen: ‘Ja maar ik ding ut…’, dan zegt IJ: ‘Ik ding ut vor joe!’